1.Scheut: zacht, nog niet verhout 1-5 maanden oud2.Twijg: verhout, 1-jarig, scheut van vorig jaar3.Tak: verhout, 2- of meerjarig4.Gesteltak: takken die het geraamte vormen van de boom5.Verlengenis: scheut of twijg in verlengde van harttak of gesteltak6.Ligger: horizontale gesteltak7.Harttak: de centrale, snelstgroeiende tak8.Stam: hout tussen wortelgestel en gesteltakken9.Ent: plaats waar de boom met de onderstam is verbonden10.Onderstam: gekozen om de groei van de boom te beïnvloeden11.“Kapstok”: verkeerd gesnoeide dikke tak12.Vruchtzetel: kort teruggesnoeide twijg of tak met één of meerdere bloemknoppen1.Lange vruchttak a. Langlot b. Kortlot c. Saptrekker 2. Korte vruchttak 3. Spoor 4. Vruchtbeurs (aanhechting vrucht vorig jaar) 5. Tuiltje 6. Vruchttwijg 7. Houttwijg 1.Bladknop: platliggende spitse knop 2.Eindknop: knop (meestal bladknop) aan einde twijg 3.Bloemknop: bolle knop 4.Slapende knop: hele kleine knop die alleen uitloopt bij zwaar terugnemen (bij takkrans en langs stam en takken) N.B.:Een houtscheut of –twijg: heeft alleen spitse bladknoppen.Een vruchtscheut of –twijg: heeft (ook) bolle bloemknoppen.Een trekkende scheut of saptrekker: de aangehouden scheut op een vruchtzetel, die de sapstroom naar de gehele vruchtzetel op gang houdt.Dominantie van de eindknop: de eindknop maakt een stofje aan dat verhindert dat de knoppen onder de eindknop niet of niet zo makkelijk uitlopen.Te vroege scheuten of dieven: nieuwe zijscheuten die ontstaan in de bladoksels na het nijpen van scheuten.
1.Scheut: zacht, nog niet verhout 1-5 maanden oud2.Twijg: verhout, 1-jarig, scheut van vorig jaar3.Tak: verhout, 2- of meerjarig4.Gesteltak: takken die het geraamte vormen van de boom5.Verlengenis:scheutoftwijginverlengdevanharttakof gesteltak6.Ligger: horizontale gesteltak7.Harttak: de centrale, snelstgroeiende tak8.Stam: hout tussen wortelgestel en gesteltakken9.Ent: plaats waar de boom met de onderstam is verbonden10.Onderstam:gekozenomdegroeivandeboomte beïnvloeden11.“Kapstok”: verkeerd gesnoeide dikke tak12.Vruchtzetel:kortteruggesnoeidetwijgoftakmetéénof meerdere bloemknoppen1.Lange vruchttak a. Langlot b. Kortlot c. Saptrekker 2. Korte vruchttak 3. Spoor 4. Vruchtbeurs (aanhechting vrucht vorig jaar) 5. Tuiltje 6. Vruchttwijg 7. Houttwijg 1.Bladknop: platliggende spitse knop 2.Eindknop: knop (meestal bladknop) aan einde twijg 3.Bloemknop: bolle knop 4.Slapendeknop:helekleineknopdiealleenuitlooptbij zwaar terugnemen (bij takkrans en langs stam en takken) N.B.:Een houtscheut of –twijg: heeft alleen spitse bladknoppen.Een vruchtscheut of –twijg: heeft (ook) bolle bloemknoppen.Eentrekkendescheutofsaptrekker:deaangehoudenscheutop eenvruchtzetel,diedesapstroomnaardegehelevruchtzetel op gang houdt.Dominantievandeeindknop:deeindknopmaakteenstofjeaan datverhindertdatdeknoppenonderdeeindknopnietofniet zo makkelijk uitlopen.Tevroegescheutenofdieven:nieuwezijscheutendieontstaanin de bladoksels na het nijpen van scheuten.